Zit je niet op je plek? Zet een integrale bril op.

Wat kan jij met hoogbegaafdheid?

Die vraag heb ik mezelf de afgelopen weken gesteld. Per definitie is maar 2% van de bevolking hoogbegaafd. En dat maakt het nogal een niche-onderwerp. Maar ik ben zelf hoogbegaafd, en ik vraag me al een heel leven af waarom sommige mensen anders ontwikkelen, communiceren en voelen. Al was het maar omdat ik zelf moeite heb gehad in het vinden van mijn plek.

Iedereen is uniek toch? Wat maakt sommigen dan anders?

“Je bent gewoon anders” heb ik regelmatig gehoord. Een gigantische dooddoener.

Wanhopig kon ik er van worden. Maar die wanhoop heeft me wel gedreven om te leren begrijpen wat ‘anders’ betekent. En wat er nodig is om op je plek te zitten. En daarin zit wellicht ook de waarde voor jou.

Heb jij je wel eens niet op je plek gevoeld?

Vast wel. Al was het maar op vakantie in het buitenland. Zo’n situatie waarbij bijvoorbeeld de communicatie niet lekker loopt, verwachtingen niet overeen komen en je steeds op je tenen moet lopen. Je was dan niet in sync met de rest.

En wanneer voel jij je juist wél senang?

Hoogstwaarschijnlijk bij gelijkgestemden. En dan rijst natuurlijk de vraag:

Wat zijn dat, gelijkgestemden?

Dat fascineert me al jaren. En hoe langer ik kijk, hoe duidelijker ik factoren kan zien die daarbij een rol spelen. De integrale theorie van Ken Wilber gebruik ik daarbij als bril om door te kijken.

Cosmic Habbits

De integrale theorie draait om perspectieven in hun context plaatsen. Zo kun je goed zien waar iedereen staat, en wordt het makkelijker om elkaar te begrijpen. In dit geval gaan we kijken naar het deel van de theorie over ontwikkelingsfases. Talloze onderzoekers hebben patronen gevonden in de ontwikkeling van kinderen en volwassenen, en Ken Wilber heeft deze samen gebracht in zijn theorie.

Vanaf de geboorte gaat vrijwel iedereen grofweg door dezelfde ontwikkelingsfases heen. Per cultuur en per persoon kan het er wat anders uitzien, maar ze hebben altijd dezelfde volgorde en kernwaarden. Cosmic habbits noemt Ken Wilber dat, alsof onze kosmos vaste gewoontes heeft in het organiseren van ontwikkeling.
Je merkt het bijvoorbeeld op het consultatiebureau, als de jeugdverpleegkundige haar lijstje met vragen afwerkt. Heeft je kind al gekropen? Hoeveel woorden spreekt je kind op deze leeftijd? Stelt je peuter al vragen?

En daarbij zie je meteen dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende gebieden waarop een mens groeit. Lijnen van ontwikkeling noemt Ken Wilber dat. Bijvoorbeeld motorische ontwikkeling, cognitief, sociaal, emotioneel, moreel enzovoorts.

👉 Kennismaken met ontwikkelingsfases? Kijk dan hier naar het model van Spiral Dynamics

Ontwikkelingsgelijken

Met gelijkgestemden zitten we vaak zo’n beetje in dezelfde fase, op de gebieden die er op dit moment voor ons toe doen. Dat kan zo simpel zijn als in dezelfde levensfase zitten, bijvoorbeeld als je beiden jonge kinderen hebt. Maar ook zo complex als hetzelfde perspectief hebben op de zin van het leven, of op wat waarheid is.

Bij de meeste kinderen lopen de verschillende lijnen van ontwikkeling redelijk gelijk op. Dat noem je een harmonisch profiel. Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat wat een kind begrijpt en wat het kan doen, niet zover van elkaar af ligt. Ook betekent het dat het relatief makkelijk is om gelijkgestemden te vinden, en ook om groepen kinderen te begeleiden.

Maar hoe hoger de intelligentie, hoe meer disharmonie. Je ziet bijvoorbeeld een peuter met een lichaam van een 3-jarige, het taalgebruik van een 8-jarige, sociale inzicht van een 5-jarige en de emotieregulatie van een 2-jarige.
Dit noem je een asynchrone ontwikkeling, en de samenstelling verschilt van persoon tot persoon, en van periode tot periode. Een kind waarbij de lijnen sterk uiteenlopen vindt niet per sé meteen aansluiting bij leeftijdsgenoten.

Je plek vinden.

Hoe meer vlakken waarop je met iemand synchroon loopt, hoe makkelijker en ook vaak hoe waardevoller het contact. 

Juist voor hyperhoogbegaafden wordt het lastig om verbinding te maken met ontwikkelingsgelijken. Want die zijn nu eenmaal zeldzaam. En voor kinderen is het extra moeilijk, omdat zij meestal nog niet de sociale vaardigheden hebben ontwikkeld om aan te sluiten bij kinderen in een andere fase dan henzelf.

Je kan leren om aan te sluiten bij mensen die anders zijn dan jij.

Maar dit kan een langzaam en soms pijnlijk proces zijn. Je leert om je eigen overtuigingen te onderzoeken. Je leert dan om je verschillende behoeftes te onderscheiden en die afzonderlijk te vervullen. En waarschijnlijk heb jij dit ook gedaan.

Je hebt vast wel mensen in je omgeving waarmee je niet op alle gebieden klikt, maar waarmee je wél waardevol contact hebt. En als je wat variatie hebt in je omgeving kan je zo heel wat van je behoeftes vervullen.

Je haalt gewoon wat anders bij iedereen.

En dat kan ook voor je kind gelden.

Door goed te kijken naar de verschillende lijnen van ontwikkeling, kun je een omgeving organiseren waarin je kind – of jijzelf! – krijgt wat die nodig heeft. En waarschijnlijk doe je dat stiekem al lang. Want zelfs als we niet bewust zo’n integraal model hanteren, dan nog voelen we vaak haarscherp aan wat er nodig is.
Bijvoorbeeld met een goed gesprek met de juf, ons kind elke dag uit laten rennen, door nieuwe vriendjes te zoeken die beter passen, door een hobby te stimuleren – en vooral je kind op ooghoogte aankijken en openstaan voor wat hij of zij nodig heeft in elke fase van het leven.

Toch wens ik iedereen een omgeving toe, waarin afstemmen vanzelf gaat.

Ik gun iedereen een warm bad: een omgeving waarin je erbij hoort zonder je veel aan te hoeven passen. Een omgeving dus waarin de verschillen overbrugbaar zijn. En dat betekent onder ontwikkelingsgelijken, of bij mensen die kunnen aansluiten bij anders denkenden, en dus voorbij de grenzen van hun eigen beperkingen, naar behoeftes kunnen kijken.

Je zou hoogbegaafde kinderen kunnen zien als de kanaries in de mijn. Als de lucht niet goed is, vallen ze het eerst om. En dat geldt voor alle kinderen met een bijzondere ontwikkeling.

Bijzondere kinderen spiegelen ons gedrag, en laten ons zien hoe we met verschillen omgaan. Ze brengen onze blinde vlekken aan het licht, onze ongegronde aannames, onze onwetendheid. Hun intense mix van eigenschappen zetten het contact op scherp. Ze vragen van ons om helder naar hen te kijken, en vanuit authenticiteit verbinding te maken.

Ik nodig je uit om als het ware even je integrale bril op te zetten.

Om in je eigen leven te kijken waar je synchroon loopt, en waar juist niet. Waar je kunt aansluiten, en waar je je aanpast. En ook om je kind nog eens goed te bekijken en te zien of je wellicht een gebied over het hoofd hebt gezien dat voor hem of haar heel belangrijk blijkt te zijn.

Zo kijken, haalt je uit de automatische piloot. Het helpt je om knelpunten te begrijpen. Het is soms hard werken, maar het geeft je nieuwe kansen om vanuit een dieper begrip verbinding te maken met je kind.
Ouderschap als topsport dus. Ouderschap van je kind, en ook van jezelf.

Ik ben benieuwd wat je ontdekt.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.